Geschreven door Frank.
Maandag 28-08-1989
Om 13.15 vertrokken we (Herm, Henk, Cor, Andre en Frank) van Schiphol en na ongeveer 3,5 uur vliegen kwamen we aan op Kevlavik. De plaatselijke tijd is dan 14.30 en we gaan eerst geld wisselen, dat monopolygeld van hen is trouwens nergens anders op de wereld te krijgen, hier guldens inwisselen blijkt echter geen probleem. Herm, Henk en Cor gaan in de taxfree shop bier kopen, je kunt hier namelijk bij aankomst ook nog taxfree shoppen. De koffers kwamen snel van de band en toen op zoek naar de contactpersoon van de reisorganisatie. Zij(!) werd snel gevonden, stelde zich voor als Catherine en vroeg onze namen. Cor zegt “I am mister de Bock”, Catherine (“C” voor de rest van het verhaal) antwoordt met een licht cynische ondertoon “So I call you MISTER de Bock for the rest of the holydays?”. Hierna doet Cor een vuurtoren na en stikt de rest van het lachen.
Wij waren de eersten en moesten wachten op de rest van het gezelschap, dat verder uit Engelsen blijkt te bestaan. Een gemêleerd gezelschap trouwens, van jongelui tot oudere echtparen. Om 18.00 zijn we kompleet en vertrekken naar REYKYAVIK, waar we nog twee Ieren, Seamus en Keith oppikken. Keith, die heel lang haar heeft, komt naast mij zitten, waarop Herman zegt; “Ik vind die van jou maar niks”.
Hierna gaan we via SELLFOSS door naar de eerste camping bij LANDMANNALAUGAR. Camping blijkt een groot woord voor het keienveld wat we bij aankomst aantreffen. Het is wel prachtig gelegen tussen een aantal bergruggen en aan de droge bedding van een gletsjerrivier, die in het voorjaar honderden meters breed moet zijn.
Herm, Henk en Cor hebben het bier al flink aangesproken onderweg en zijn al aardig gijs als we op de camping aankomen. Na het opzetten van de tenten, de eerste keer kost dit 25 kromme haringen per tent, is het donker en gaan we op zoek naar de warm waterbron die in de buurt moet zijn. Het gebied rond de bron is heel nat en er zijn veel kleine slootjes. Ik kan geen pad vinden en heb geen zin in een sloot te lopen. De anderen hebben geen schoenen aan (Cor wel) en stampen dus dwars door het terrein naar de bron, waar Herm, Andre en Henk gaan zwemmen en Cor met natte voeten foto’s maakt.
Dinsdag 29-08-1989
Om 06.00 werd ik wakker van de kou en de rugpijn en om 07.00 heb ik de anderen (en de hele camping hoorde ik later) gewekt om voor het ontbijt te gaan baden in de heetwaterbron. Dit is echt een ervaring, boven water is het heel koud, onder water heel warm, het verschil is zo groot dat de damp er vanaf slaat.
Na het ontbijt met smerige havermout, wat de Engelsen porridge noemen en waar ze borden vol van eten, gaan we op weg voor een lange “hike†en wat hiking was wisten we niet, maar dat zouden we snel ontdekken, namelijk 3,5 uur lopen, bergje op, bergje af. Cor zegt dat zijn favoriete sport wordt, maar dan per helikopter.
Het blijkt echter de moeite waard, want de top van de berg BLAHNUKUR die we beklimmen biedt een van de mooiste vergezichten van IJsland. We zien bergen in alle schakeringen rood, bruin en geel met hier en daar wat sneeuw en als we de andere kant uitkijken zien we de vulkaan BRENNISTEINSALDA.Op de foto’s van deze omgeving zie je veel zwarte brokken steen. Dit is obsidiaan, een keiharde lavasoort die in het IJslands simpelweg HRAFNTINNURHYGGR heet.
Om 14.00 zijn we terug in het kamp en na de lunch maken we een korte wandeling van slechts 1,5 uur naar een grote explosiekrater, genaamd LJOTTIPOLLUR (lelijke poel). Op de terugweg zien we heuvels met veel sporen van 4wd’s in de 30 cm dikke moslaag en C. vertelt dat het wel 30 jaar kan duren voor deze sporen weer dicht gegroeid zijn. Om 17.30 zijn we terug en gaan meteen de poel in en weken minstens een uur. Ik heb foto’s gemaakt met de Nikonos van Cor, daarna gegeten en gedronken en naar bed.
’s Nachts begon het vreselijk hard te waaien en te regenen en we hebben dan ook nauwelijks geslapen omdat je er niet helemaal zeker van bent of je tent wel zal blijven staan. De haringen hebben niet echt veel houvast tussen de stenen en het lavagruis. Als prettige bijkomstigheid heb je dan nog de kou en de letterlijk keiharde ondergrond. ’s Morgens blijkt er inderdaad een tent plat gewaaid te zijn.
Woensdag 30-08-1989
Behoorlijk chagrijnig opgestaan, blijkt dat we ook nog buiten moeten ontbijten, omdat de messtent al afgebroken is en een k-weer dat het is! Om 9.15 eindelijk de warme bus in en op weg naar SKATAFELL. Onderweg gestopt om de grote waterval OFAERUFOSS te bekijken, terwijl het onophoudelijk regent. Herm en Cor hebben precies dezelfde outfit; KLM-jas, jeans en koreaboots, maar slechts een paar rode handschoenen, die dan ook maar gedeeld worden, ieder één. Boven de waterval is een natuurlijke brug ontstaan, doordat het water vroeger een groot gat in de rots heeft geslepen. Catherine zegt dat van de zes keer dat ze hier geweest is, maar een keer de zon geschenen heeft.
Daarna zijn we gestopt bij een oude turfboerderij in NUPSSTADUR. Omdat hout op IJsland schaars was, werden alleen de voorgevels van hout gemaakt en de rest van de huizen en kerkjes werd van stenen en plaggen gemaakt.
Dan door naar de camping, waar iedereen blij was gras te zien, maar weer te vroeg gejuicht natuurlijk, 5 cm onder het gras weer die keien. Verder een perfecte camping met schone wc’s, douches etc. De zon ging zelfs schijnen, wat het opzetten van de tenten een stuk plezieriger (of minder vervelend?) maakt. ‘s Avonds naar de voet van een gletsjer gelopen, het ijs is er zo zwart (vuil) dat het niet eens als zodanig te herkennen is.
Na het eten handbal gespeeld, wat meer op Australisch football leek, kompleet met kamikaze aanvallen van Henk. Toen het donker werd om 9.30 zijn we met de hele club in de messtent gaan zitten drinken. Hierbij kwamen de meest gore drankjes tevoorschijn, zoals Brennivin, Thunderbird wine en een heleboel soorten whisky. Andre loopt z’n lul weer achterna en begint C. te versieren en het lukt hem ook nog! Het ziet er naar uit dat Herman de rest van de vakantie alleen slaapt. Toen iedereen blauw was zijn we gaan slapen.
Donderdag 31-08-1989
Om 8.30 opgestaan en de zon schijnt! Om 10.00 op weg voor een tocht van ongeveer 5 uur. Eerst langs de waterval SWARTIFOSS (Zwarte Waterval), waar je achterlangs kunt lopen en waar we uit het riviertje gedronken hebben, zoals de honden deden die ons al een tijd volgden. Toen door naar de top van een berg, vanwaar het begin van de gletsjer te zien is, die we gisteren al zagen en waar je aan de andere kant uitzicht hebt op een gigantische zandvlakte met honderden kleine riviertjes.
Onderweg zegt Herm; “Mijn film staat al op 38, hij zal nu wel vol zijn. Hij begint terug te spoelen en zegt dan dat de film gebroken moet zijn, want hij draait niet. Cor maakt onder een jas de kamera open, blijkt dat Herman al 2 dagen loopt te fotograferen zonder rolletje in zijn kamera!!
Cor blijft steeds verder achter, geeft het uiteindelijk op en neemt een kortere route terug naar het kamp, dit lopen en vooral het klimmen is niks voor hem.
Wij zijn om 17.00 terug, net op tijd want het begint hard te regenen. Na het eten gaan we liedjes zingen, waarbij C. ons begeleidt op de gitaar. Ze laat ons in fonetisch schrift twee IJslandse liedjes opschrijven die we daarna proberen te zingen. Dit ging als volgt:
Sau jek spoa sudder i flowa
Sinkgur lowa oetie moa
Bie bie bie bie
Worred er kometh viest au nie.
en een ander:
Riedem, riedem rekkum ivir-santin
Rennur soul au bak bit ordnavek
Heer au reiki er margur oreid ondin
Oer thwee fer ath skipja jukkelsvek
Trotin laity treuzelin min
Driegul verder siedasti au fonkin (2x)
of zoiets……
Vrijdag 01-09-1989
Om 7.00 opgestaan en het kamp opgebroken. Cor en Henk waren weer de laatsten (vertel eens wat nieuws!) en de hele club staat te kijken hoe ze proberen hun binnentent, met de slaapzakken er nog in, in de zak te krijgen. Dit lukte maar half, over de andere helft dan maar een vuilniszak gedaan.
We gingen eerst naar een lagoon (een soort meer) ontstaan door het terugtrekken van de gletsjer OREAFAJOKULL, hier zijn we met een amfibievoertuig het water op geweest en hebben langs de ijsbergen gevaren. Deze ijsbergen breken onder water van de gletsjer af en schieten dan naar het oppervlak, ze schijnen zelfs wel boven water uit te springen.
Toen naar de grootste gletsjer van Europa, de VATNAJOKULL (900 m hoog). De rit naar boven, met een oud (waarschijnlijk Russisch) 4-WD busje duurt bijna een uur. Het is niet ongevaarlijk, getuige een gecrashte bus langs de kant van de weg.
Bovenop de gletsjer hebben we rond gecrost op Ski-doo’s oftewel sneeuwscooters. Cor had Martin achterop, die minstens 150 kg weegt, zodat de ski’s aan de voorkant steeds los kwamen. Die dingen lopen trouwens vreselijk hard, tot meer dan 100 km/uur. We mochten de gids niet passeren, maar we lieten ons gewoon steeds afzakken, om hem dan met een bloedgang weer achterna te racen.
Overnachten in HOFN op een camping met twee x niks aan faciliteiten, alleen een plee en een wasbak buiten. ‘s Avonds gezwommen in een buitenbad en een heet bubbelbad genomen. In elk gat blijkt er hier een (openlucht) zwembad, met bubbelbad te zijn. De watertemperatuur in de bubbelbaden loopt op tot 43 graden!
Henk, Herm en Cor wilden nog naar een bar, wat een disco bleek te zijn, maar mochten er niet in. De portier zei “Your shoes look like shit”. Volgens C. zeer on-ijslands om zo ongastvrij te zijn. Het werd knap koud, dus dat werd weer een nachtje klappertanden.
Zaterdag 02-09-1989
Vandaag maken we een lange, weinig spectaculaire rit door de omgeving van EGILSSTADIR naar het meer LOGURINN. Tijdens de middagpauze gaan een aantal mensen op aanraden van C. langs een riviertje naar stenen zoeken. Dit schijnt een bekende vindplaats van kwarts en fossiele stenen te zijn.
Een van de Engelsen, Mike valt plotseling stuiptrekkend op de grond. Kathy-met-de-oortjes is er het eerst bij en zwaai t naar mij om hulp. Ik ren erheen en zie hem bewusteloos op de grond liggen en ren direct door naar de bus om C. te waarschuwen. Het lijkt op een hartaanval of een epilepsie aanval. John, die dokter (cardioloog) blijkt te zijn, voelt zijn pols en deze is regelmatig. We dekken hem toe, leggen een jas onder zijn hoofd en laten hem zo even liggen. Na een paar minuten komt hij weer bij en brengen we hem naar de bus en vervolgen onze weg.
Op de camping aangekomen, neemt C. de Landrover en gaat met Mike naar het ziekenhuis. Hier vindt men ook niets bijzonders en hij mag verder meereizen. Het heeft hier de hele middag weer geregend en er is hier absoluut niets anders te doen dan in de tent zitten lezen en een borrel drinken. We hebben Cor en nog twee andere drukkers toch aan het afwassen gekregen, daar moest ik natuurlijk even een foto van maken.
Zondag 03-09-1989
In de stromende regen hebben we de tenten afgebroken en gaan we op weg naar ASKJA. Vlak bij de camping halen we eerst nog een vracht hout voor een kampvuur, die we met z’n allen op de Landrover laden. Daarna volgt een lange rit door de “desert”, een kale verlaten vlakte, van zwart zand en stenen zonder enige begroeiing. Hier hebben de NASA astronauten hun eerste maanlanding in 1969 voorbereid en ik kan me goed voorstellen dat het er veel op lijkt. Onderweg komen we langs de “oase” HERDUBREIDALINDIR en maken we foto’s van de vulkaan HERTHOUBREITH (1682 m), waarvan de top omhult wordt door een enkele wolk, die precies boven de vulkaan blijft hangen. Op de “camping” aangekomen blijkt deze gelukkig weer volledig aan de IJslandse maatstaven te voldoen en dus weer te bestaan uit 1 plee. Na het opzetten van de tenten, brengt de bus ons een eind het lavaveld in, over wat de slechtste weg van heel IJsland moet zijn, qua snelheid zou je het beter lopend kunnen doen. De lava die hier ligt is van een uitbarsting van 1961.
Als de bus niet verder kan, lopen we (we mogen in Cor z’n bijzijn geen “hiken” meer zeggen) verder naar de vulkaankrater VITI, waarin zich een warmwaterbron zou moeten bevinden. Volgens mijn gids van IJsland zou de temperatuur 35 graden zijn, maar volgens de jongens is dit voor de oorlog gedrukt, want veel warmer dan 20 graden is het niet. Weer zo’n unieke ervaring, aan de rand van de krater sta je in de sneeuw, dan glibber je langs een modderig pad 80 meter naar beneden, je kleedt je in de vrieskou snel uit en springt in het water. Dit water lijkt op lichtblauwe melk en stinkt verschrikkelijk naar zwavel. Dagen later stonken we nog naar rotte eieren!
‘s Avonds waait en regent het weer eens voor de verandering en C zegt dat de laatste 6 voor het slapen gaan de messtent moeten afbreken, omdat we die anders morgen aan de andere kant van IJsland weer op moeten halen. Iedereen wordt opeens overmand door de slaap en stormt de messtent uit, om zijn eigen tent op te gaan zoeken. Wij natuurlijk weer de pisang, maar gelukkig stopte het toen met regenen en was het alleen nog maar hartstikke koud.
Wat ik ook nog even kwijt moet is dat ik me vreselijk geërgerd heb aan het aasgierengedrag van eenieder tijdens de lunch. Zodra het eten op tafel staat stort iedereen zich erop en begint met zijn ellebogen werkend de lekkerste dingen flink dik op zijn brood te smeren. Ik heb een paar keer netjes op mijn beurt gewacht, maar dan mag je blij zijn als er nog een snee droog brood over is. Vanaf morgen ga ik dus ook lekker duwen en eens kijken of ik die dikke aso (nee niet Cor, maar Martin) van z’n plek kan krijgen.
Maandag 04-09-1989
Vanmorgen bij het opstaan schijnt de zon over het verlaten ASKJA maanlandschap en na het wassen in de rivier en het ontbijt, maken we een korte wandeling door de DREKAGILL (Drakenravijn) een toepasselijke naam trouwens, want het is er tamelijk donker en er hangt een mysterieus, haast mystiek sfeertje. Aan het eind van het ravijn valt het water van een kleine waterval neer op een enorme steen, hier zijn we een tij dje blijven hangen voor we terug gingen.
Daarna gingen we door de lavavelden op weg naar ASBYRGI, maar onderweg bekijken we eerst nog de waterval DETTIFOSS ( ). We zullen kamperen in een hoefijzervormige vallei, de JOKULSA die gevormd is door een van de krachtigste gletsjerrivieren van IJsland, maar die volgens de legende zou zijn ontstaan door de hoefafdruk van een van de acht poten (sorry, voeten natuurlijk) van het paard van ODIN.
Een echte camping met gras en goeie sanitaire voorzieningen, die echter door een communicatiestoring tussen C. en de beheerder niet open zijn.
Voor mensen met hoge nood wordt er met de Jeep een pendeldienst naar een openbaar toilet opgezet, waar ik dankbaar gebruik van maak. Op weg naar het toilet zien we tientallen vogels dood of half dood langs de weg liggen, wat ze mankeren is niet duidelijk, maar het lijkt erop dat ze giftig voedsel hebben gegeten.
Om 19.00 gaan we paardrijden, waarbij de club in twee groepen wordt verdeeld, namelijk mensen met en zonder ervaring. Wij natuurlijk (als enige mannen) in de groep met ervaring, inclusief Cor en Herman. We hebben ongeveer 1,5 uur gereden en Herman-mij-krijg-je-niet-meer-op-zo’n-stom-paard-Lamboo wil zijn paard mee naar huis nemen en de rest is al even enthousiast. De IJslandse paardjes zijn klein en draven heel hard, waarbij doorzitten de aangewezen manier van rijden is, wat trouwens heel gemakkelijk gaat. Het zoontje van de eigenaar viel er in galop twee keer af, maar werd er door z’n vader weer op gezet en reed gewoon weer verder.
Na het paardrijden gegeten en met de bus naar het dorp, waar we konden douchen in een school. C had dit voor ons geregeld om het foutje met de douches op de camping goed te maken. Ze zorgt goed voor haar gasten, vraag maar aan Andre.
Dinsdag 05-09-1989
Vandaag rijden we naar REYKJALITH, via de hoofdweg langs de kust van het TJORNES schiereiland. Onderweg zijn we gestopt om naar papegaaiduikers te kijken, maar we hebben er geen gezien, waarschijnlijk net allemaal aan het duiken. John gebruikte z’n vrouw Connie als statief voor een gigantische verrekijker en daarna wisselden ze elkaar af. Andre natuurlijk meteen smerige opmerkingen maken, maar ze hoorden het niet, of deden net als of.
Het werd al weer heel gezellig achter in de bus, toen we in HUSAVIK aankwamen, waar we zijn gestopt om te shoppen en de haven en de houten kerk te fotograferen. De camping in REYKJALITH is niet groot, maar er is gras, goede wc’s en douches en een hotel met een bar! Om 19.00 gingen we met z’n vieren naar de bar, terwijl de rest gaat zwemmen in het zwembad. Andre tellen we al niet meer mee, want zoals Herman zegt “als Andre een veurtje heeft is ie niet gezellig meer”. De bar blijkt pas om 20.00 open te gaan, dus dan tot die tijd maar bieren in de snackbar ernaast.
Na het eten om 22.15 met bijna het hele gezelschap terug naar de bar. De whisky blijkt hier goedkoper (minder duur) dan echt bier, dus het wordt al gauw heel gezellig. Er worden moppen en sterke verhalen verteld, waarbij Seamus de kroon spant, als die een mop vertelt, lach je je kapot, zelfs als je hem al kent! Helaas komt er om 23.30 al een eind aan het feest, want dan sluit de tent.
Woensdag 06-09-1989
Vanochtend konden we uitslapen, want we hoeven niet op te breken. Eerst gaan we met de bus naar NAMASKARD, een gebied met veel thermische activiteit, waar een enorme stoompijp uit de grond komt, die de overdruk uit het verwarmingssysteem laat ontsnappen. Voor de foto moesten wij natuurlijk in die stoomwolken staan, maar door de verstikkende zwavellucht hou je dat niet zo heel lang vol.
Daarna gingen we naar KRAFLA, waar de jongste lavavelden van IJsland liggen, de laatste uitbarsting was er in 1984. Het sneeuwt er en terwijl de groep regenkleding en laarzen aantrekt, maken Herman en Hafsteinn een sneeuwpop. Dan gaan we achterelkaar lopend door de lavavelden naar het centrum van het gebied, waar de sneeuw nu, 5 jaar na de laatste uitbarsting, nog niet blijft liggen door de warmte van de bodem.
‘s Middags gaan we naar DIMMUBORGIR (Donkere Burchten), waar veel grillig gevormde lavaformaties te zien zijn. Hier is het behoorlijk begroeid met struiken en kleine berken. Verder rotsen waar door het gletsjerwater figuren in geslepen zijn en regelmatig gevormde basaltformaties voorkomen.
We beklimmen de kale, zwarte vulkaankrater HVERFJALL, die maar 140 m hoog is, maar wel een doorsnede heeft van 1000 m. Als we op de top staan uit te hijgen en naar het meer MYVATN (Muggenmeer) kijken, staan er ineens 2 Duitsers op de fiets naast ons!
Bij MYVATN gaan we nog naar SKUTUSTADIR kijken, dit zijn pseudo-kraters, ontstaan door in het meer gestroomde lava. Het regent weer en we vertrekken naar het plaatselijke zwembad, waar we foto’s maken in de ligstoelen, hotpod en onder water in het grote bad.
Donderdag 07-09-1989
Vandaag gaan we naar de grootste stad van het noorden van IJsland AKUREYRI, waar de rest van de groep een vlucht naar het eiland GRIMSEY gaat maken. Wij hadden te laat geboekt en kunnen niet mee. Het enige leuke ervan is volgens mij dat het eiland boven de poolcirkel ligt, verder is er waarschijnlijk niet veel te zien. Als alternatief gaan wij paardrijden, maar eerst nog even naar de slijterij.
C. gaat bellen om het paardrijden te regelen, maar dan blijkt het niet te kunnen doorgaan. Dan besluiten we maar te gaan jetskiën in het fjord, waar het stadje aan gelegen is. Het is wel wat laat in het seizoen en de verhuurder van de jetski’s moet van huis gehaald worden. Gelukkig krijgen we dry-suits aan en blijven we op de handen na droog en warm. Het zijn grote jetski’s, meer een soort waterscooters die gemakkelijk te besturen zijn en waar je gemakkelijk op kunt blijven zitten.
Daarna gaan Herm, Andre en Frank naar het zwembad en gaan Cor en Henk terug naar de camping (lees drank). Toen wij terug kwamen bleken ze de gekochte drank al bijna op te hebben en dit had anderen ook op het idee gebracht, want iedereen zat aardig te tanken. Terwijl Henk met een van de Duitsers van de vulkaankrater van gisteren praat, probeert Cor met zijn ATB de keukentent plat te rijden, maar de laatste scheerlijn stopt hem.
Vervolgens hebben Henk en Cor de buitentent van de cookie-crew omgedraaid over de binnentent gezet en een stuk of 6 slaapzakken aan elkaar geritst.
‘s Avonds zijn we naar een bar gegaan, waar een bandje speelde en iedereen had het hier naar zijn zin. Terug op de camping moest er eerst nog een berg slaapzakken uit de war gehaald worden, de mijne zat er ook tussen.
Vrijdag 08-09-1989
Vanmorgen zijn we laat opgestaan en vertrokken naar HVERAVELLIR (Veld Van De Hete Bronnen), dat tussen 2 enorme gletsjers in ligt en veel geothermische activiteit (alweer!) kent. De reis gaat via de KJOLUR track en onderweg stoppen we bij een blokhut om te eten, maar die blijkt op slot te zijn dus eten we maar weer buiten. Het is trouwens goed weer en we bezoeken de schuilplaats van een IJslandse outlaw EYVINDUR JONSSON, die hier in 1774 – 75 twee winters heeft doorgebracht. Zijn huis bestond uit een gat in de grond, afgedekt met een paradeskelet, lavabrokken en takken. Wij zouden het er zelfs in de zomer nog geen maand volhouden.
De plaats waar we overnachten is een weerstation, waar een jong stel woont en waar ongeveer 9 maanden per jaar sneeuw ligt. Wij zijn de eerste groep die dit jaar (in september!) tot hier kunnen komen. We kunnen slapen in 2 blokhutten en iedereen haast zich naar binnen om een goed plekje t42e vinden, behalve Peter en zijn vriend. Die zijn gekomen om te kamperen en dus proberen ze in de inmiddels opgestoken storm hun tent op te zetten.
Wij bekijken het tafereel op ons gemak vanuit het zolderraam, terwijl we een borrel drinken. Het wordt net gezellig op zolder als iedereen schrikt van een hoofd met een pet, wat voor het zolderraam verschijnt. Het is Connie, die een ladder gevonden heeft en “the lads” eens even komt controleren. Ze is heel aardig, maar wat een lelijk hoofd heeft dat mens! Later zouden we nog meer last van haar hebben.
Dan gaan we foto’s maken van het terrein achter de hut, wat bestaat uit terrassen, gevormd door mineraalafzettingen. Ook hier weer veel steamvents (hoe noem je dat in het Nederlands, “stoomuitlaten”?), modderpoelen, etc. Naast de hut is een heetwaterbron (hotpod) en we nemen een bad. Het water is zo heet dat er met een dikke buis koud water toegevoegd moet worden. Zo zitten we een tijdje in het water, als die dikke Martin ineens opstaat (het waterpeil zakt meteen) en naast het bad gaat staan pissen! Wij zijn toch wel wat gewend, maar dit is wel erg onsmakelijk.
Na het baden eten we gezamenlijk in een van de hutten, voor de verandering eens zonder dikke jassen en poolbroeken aan en Cor schiet nog maar eens een rolletje vol. Dan als het donker is eindelijk het kampvuur, waarvoor we het hout al over half IJsland hebben meegesleept. Het wordt een beetje een anticlimax, wel gezellig maar het is steenkoud en het stormt. Hierdoor bevries je aan de achterkant en verbrandt je aan de voorkant. Wel leuke foto’s gemaakt.
Hierna gaat een groot deel van het gezelschap nog weer baden, waarbij Connie, die zo blauw is als een IJslandse deur, de mannen lastigvalt. (eng hoor!) Dan gaan we slapen, op echte matrassen en ik denk nog even aan die twee in hun tentje, dat zijn nog eens echte kerels!
Zaterdag 09-09-1989
Na het ontbijt de gebruikelijke procedure onder leiding van C; spullen inladen en rommel opruimen, ook de weinige overblijfselen van het kampvuur worden meegenomen, tot de as aan toe.
C. is trouwens toch heel milieubewust, ik heb haar de hele vakantie geen sigarettenpeukje op de grond zien gooien. Andre wil een goeie indruk maken en stopt dus tegenwoordig ook zijn peuken in een plastic zakje.
We gaan naar de waterval GULLFOSS (Gouden Waterval), een van de mooiste van IJsland, waar het water in twee haaks op elkaar staande trappen 32 meter naar beneden valt.
Hierna rijden we met de bus 10 km door naar HAUKADALUR, waar we een grote, werkende springbron (GEYSIR) zien, die STOKKUR heet. Het regent weer hard en we blijven dan ook niet lang, we moeten verder naar het laatste avontuur van deze reis, t.w. Riverrafting.
Op de afgesproken plaats aangekomen krijgen we regenpakken aan, helmen op en een peddel mee, maar water zien we nog niet. Na een heel eind lopen begrijpen we waarom, we staren in een 70 meter diepe afgrond en daar beneden ligt de rivier (de HVITA??). De boten liggen ook boven en moeten eerst langs een kabel neer gelaten worden, waarna we zelf kunnen afdalen. Beneden krijgen we eerst instructies over het varen en dan zijn we eindelijk weg, het was echter minder spectaculair dan we gedacht hadden, waarschijnlijk een kwestie van teveel of te weinig water in de rivier. Het regent onophoudelijk en na 1 uur varen i;9s iedereen zeiknat en koud, roept er niemand meer “PULL” en is iedereen blij dat daar ineens de bus op de oever staat.
We gaan terug naar REYKJAVIK, waar we onze spullen naar het hotel brengen en een douche nemen. ‘s Avonds gaan we eten en drinken in een cafe/restaurant, waar veel jongelui komen. Hier moeten we trouwens onze mening dat er op IJsland geen mooie vrouwen zijn, grondig herzien.
We nemen afscheid van onze reisgenoten en van C., die het er ook moeilijk mee heeft en van een, ondanks de regen en de kou, onvergetelijke vakantie in een fantastisch land!